
Hulp…
We kennen het allemaal, als we op onze ligplaats aankomen is het vaak fijn als iemand even ‘een lijntje’ aanpakt of aangeeft, zeker als we aan hoger wal moeten aanmeren of met dikke wind een box in moeten varen, maar soms…
Wij varen altijd, weer of geen weer! Moet ook wel, want een vaarwens uitstellen van iemand die nog maar kort te leven heeft, kan gewoonweg niet. De Meander V heeft als voormalig loodstender echter geen enkel probleem met slechte weersomstandigheden, maar het blijft bij het manoeuvreren een windgevoelige ‘waaibak’. Ze gaat maar een meter diep en boven water staat er zo’n slordige 65 m2 lateraal oppervlak op en dat is evenveel als een 45 voets zeiljacht onder vol tuig! Kracht is dan ook alles om het schip in bedwang te houden en met de twee Volvo Penta motoren van elk 500 pk samen een 40 pk boegschroef kan ik haar parkeren op een postzegel, ook bij stormweer!
Omdat we dagelijks met verschillende bemanningen varen, heb ik voor de uniformiteit van het aanmeren alle meertrossen op lengte gemaakt met aan de scheepskant een oog. De vrijwilligers hoeven dan alleen maar de oogsplits aan de bootshaak te haken en om de bolders te gooien nadat ik het schip keurig dwars heb ingeparkeerd tussen twee jachten in. Veel ruimte om heen en weer te manoeuvreren is er ook niet, want we liggen redelijk dicht op elkaar. Daarnaast hebben we de handicap dat het in Monnickendam zeer ondiep is en door het schroefwater wordt het water snel wild, wat alles nog eens bemoeilijkt. Zoals ik al zei, kracht is alles en het lukt me vrijwel moeiteloos om het schip altijd tegen de kant te drukken.
We komen terug van een reisje en zoeken onze ligplaats weer op aan de kanaalkade. Het waait een dikke zes en we moeten aan hoger wal voor de kade komen. Wij hanteren de volgorde dat we altijd eerst het korte achtertrosje om de bolder leggen omdat het gemakkelijk met de hand van de kade te pakken is, waarna we het voorschip bijdraaien en met een lange bootshaak te voortros vanaf het hoge voordek van de kade vissen en om de voorbolder leggen. Er staat een meneer in een rode broek op de kade onze manoeuvre gade te slaan en hij geeft aan te willen helpen door met onze voortros in de hand klaar te staan.. Hij kijkt verbaasd als Inge naar achteren loopt om eerst het achtertrosje te beleggen en roept; “Mevrouw… mevrouw… hiero…hiero… u kunt hem zo aanpakken!” maar Inge haast zich naar het achterdek, want ik heb het schip nu achter tegen de wal. Als het oog van de achtertros eromheen ligt, heb ik het schip volledig in mijn macht en draai beheerst met de sterke proportioneel aangedreven boegschroef het hoge schip tegen de harde wind in voor de kade. Inge haakt de voortros die de meneer in de rode broek aanreikt om de bootshaak en legt hem om de bolder, waarop de man hautain tegen haar zegt; “Zo… nu moet ie het ook nog eens leren zonder die boegschroef!” Mijn intercom staat aan en ik hoor alles, dus antwoord ik via de buitenspeaker; “Dank voor uw hulp meneer, erg gewaardeerd, maar u moet een aap niet willen leren klimmen hoor!” Hij draait subiet om en loopt weg, zonder achterom te kijken en me een blik waardig te gunnen...